Op dinsdag 19 april 2022 heeft de Tweede Kamer met een ruime meerderheid het wetsvoorstel voor de Basisregistratie Personen (BRP) inzake de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) aangenomen. Dit wetsvoorstel is nodig om verantwoordelijkheden structureel vast te leggen en transparantie over de werking van LAA te bieden.
LAA heeft tot doel de juistheid van de adresgegevens in de BRP te verbeteren. Diverse partijen zijn daarbij betrokken. Denk aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, gemeenten en grote uitvoeringsorganisaties, zoals de Belastingdienst en het UWV. Om duidelijk te maken wie waarop aanspreekbaar is legt het wetsvoorstel verantwoordelijkheden vast. Zo is de minister verantwoordelijk voor wat er centraal op het gebied van persoonsgegevensverwerking gebeurt. Voor het daadwerkelijke adresonderzoek is de gemeente verantwoordelijk. Bovendien verduidelijkt het wetsvoorstel vanuit bestuursrechtelijk oogpunt bij wie je terecht kunt met een vraag of klacht.
Transparantie
Verder biedt het wetsvoorstel transparantie over het adresonderzoek en de verwerking van persoonsgegevens. Bij het zoeken naar onjuiste adresgegevens en het genereren van onderzoekssignalen wordt bijvoorbeeld gebruikgemaakt van data-analyses en risicoprofielen. 'Alle adressen waarop relatief veel mensen staan geregistreerd' of 'Alle personen die vaker dan vier keer in een jaar bij een gemeente een verhuizing hebben doorgegeven' zijn voorbeelden van risicoprofielen: opvallende gevallen waarbij de registratie vaak onjuist is.
Juridische grondslag in overeenkomsten
LAA startte in 2014 als klein project. Hoewel er destijds wel overeenkomsten tussen de deelnemende partijen bestonden, ontbrak het nog aan een concreet wettelijk kader. Dat was een bewuste keuze. Voordat er een start werd gemaakt met het wetgevingstraject wilde men namelijk eerst kijken of de aanpak überhaupt zou werken. In 2017 werd duidelijk dat dit het geval was en ontstond de wens om de aanpak structureel voort te zetten. In 2018 begon het wetgevingstraject.
Wetgevingstraject duurt lang
Dit traject kostte betrekkelijk veel tijd. In algemene zin kun je zeggen dat een wetgevingstraject altijd lang duurt, omdat er veel bij komt kijken. Denk aan het advies van de Raad van State, de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, en adviezen van externe partijen, zoals in dit geval van de Autoriteit Persoonsgegevens.

Balans
Ten tweede bleek het wetsvoorstel complexer dan men in eerste instantie vermoedde. Die complexiteit zat ’m in het vinden van de juiste balans tussen enerzijds het structureel vastleggen van verantwoordelijkheden en het bieden van transparantie, en anderzijds om dit niet te gedetailleerd te doen. Door alles dicht te timmeren wordt de wet immers inflexibel. En dat is onwenselijk: als het nodig is de aanpak te wijzigen - bijvoorbeeld door de invoering van nieuwe risicoprofielen - dien je de wet te wijzigen. Het vinden van deze balans vroeg om een zorgvuldige afweging.
Verkiezingen en formatie
Ten slotte speelde een externe factor een rol. Al in maart 2021 werd het wetsvoorstel ingediend, maar pas in april 2022 stemde de Tweede Kamer erover. Normaal gesproken loopt zo’n proces sneller. Maar de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 en de daarop volgende lange kabinetsformatie zorgden voor vertraging.
LAA-Applicatie
Hoewel dat misschien vreemd klinkt na een jarenlang wetgevingstraject, verandert er voor gemeenten op het gebied van adresonderzoek eigenlijk weinig. Wel doen straks door het wetsvoorstel álle gemeenten mee aan de LAA, wat tot nu toe nog niet het geval was. De gemeenten beschikken over de LAA-Applicatie (de WALAA): de applicatie met up-to-date instructies en een maandelijkse lijst met adressen waarmee iets aan de hand zou kunnen zijn. Een vragenlijst loodst gemeenteambtenaren door het adresonderzoek heen. Bovendien kunnen de resultaten van het adresonderzoek in de applicatie worden vastgelegd.
Door het wetsvoorstel doen straks álle gemeenten mee aan LAA
Menselijke maat: een belangrijke accentverschuiving
LAA en het wetsvoorstel moeten niet uitsluitend bijdragen aan het opsporen van fouten. Aangezien het bij de BRP altijd gaat om de gegevens van mensen heeft de Tweede Kamer met moties en amendementen gevraagd om meer aandacht voor de menselijke maat. Daarom wordt in de convenanten het gebruik van handreiking non-discriminatie by design opgenomen. Daarnaast wordt er in instructies op aangedrongen ook in te gaan op de vraag hoe de aanpak kan bijdragen aan het oplossen van sociale problematiek, zoals armoede en schulden. Dit betekent een belangrijke accentverschuiving. Als er een onderzoekssignaal binnenkomt kan de gemeenteambtenaar daadwerkelijk langsgaan en de burger zo nodig helpen. Op die manier worden beslissingen niet alleen door computers en systemen genomen, maar kunnen burgers met problemen dankzij menselijke tussenkomst meteen worden geholpen.
Gedetailleerde uitwerking in lagere wetgeving
Inmiddels bestudeert de Eerste Kamer het wetsvoorstel en volgen er mogelijk schriftelijke vragen. Na beantwoording daarvan kan er nog een debat plaatsvinden, waarna het voorstel in stemming wordt gebracht. Daarmee is LAA in de wet verankerd. In lagere regelgeving worden de wetsregels vervolgens gedetailleerd uitgewerkt. Daarin staat bijvoorbeeld welke persoonsgegevens er worden verwerkt en hoe de risicoprofielen eruit zien. De Raad van State buigt zich nog over deze lagere regelgeving. Naar verwachting kan de wet dan per 1 januari 2023 in werking treden.
Naar verwachting treedt de wet per 1 januari in werking
Webinar
Op 22 november 2022 organiseert de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) een webinar dat ingaat op de betekenis van het wetsvoorstel voor de werkzaamheden bij gemeenten en uitvoeringsorganisaties.